Brief op zondag

Beste Verklaarders,

Ik excuseer me nu al voor deze –te- lange brief.

Met de Coronacrisis gonst het van de initiatieven om een betere samenleving te maken.  Een samenleving die de mens bevrijdt uit de tang van het financieel kapitaal, van het juk van altijd sneller en altijd meer.

Ik wil met deze brief eens terugkomen op het belang daarin van de Verklaring van 30 november 2019.  De Verklaring bestond al voor Corona.  Ze is een goed doordachte compositie, waarin elk woord van belang is.  Het samenspel van de zes krijtlijnen tekent een wereld waar we wel in zouden willen wonen.

Het zijn boeiende tijden en we zijn blij met elk initiatief. Vele initiatieven die nu genomen worden, maken eigenlijk onderdeel uit van de Verklaring.  Maar dit is onbewust. En zolang dit onbewust is, bestaat het gevaar op recuperatie door de robuuste bestaande structuren,  door de waarden en dromen, door het verhaal dat deze structuren ondersteunt. Het verhaal van onbeperkte groei die ‘vooruitgang’ wordt genoemd, waarin productief werk en baatzuchtig ondernemerschap worden verheerlijkt en collectief handelen wordt teruggedrongen.

Het samenspel en de samenhang van de vele nieuwe initiatieven is voor hun duurzaamheid van het allergrootste belang.  Het is van belang dat het beeld van een samenleving zoals dat in de Verklaring geschetst wordt, bij de mensen binnen sijpelt, niet in het minst bij de mensen die nu druk bezig zijn met bijvoorbeeld klimaat, betere mobiliteit, rechtvaardige fiscaliteit, 5G, een ander geldbeheer, meer verdieping, betere sociale zekerheid, enzovoort.

Zij moeten zich immers verbonden weten niet alleen in de strijd tegen de huidige orde der dingen, maar – en dit is nog veel belangrijker – in het streven naar een gemeenschappelijk doel, in het schrijven van een gemeenschappelijk verhaal.

Dit zou, in het kort, het verhaal kunnen zijn:

Het economische leven blijft vrij.  Dat is van belang.  We tekenen geen planeconomie uit, want we hebben uit het Communisme geleerd dat persoonlijk ondernemerschap beantwoordt aan een diep menselijke behoefte.  Alleen mag dat ondernemerschap niet gericht zijn op financiële winst.  Ze moet maatschappelijke meerwaarde opleveren.  Hans Vanhaesebroeck levert een visie op hoe deze switch kan gemaakt worden.  Hij gebruikt en hervormt daarvoor het dubbel boekhouden. Elke ondernemende activiteit moet dus het behoud en liefst nog de versterking van de natuurlijke en menselijke bronnen op het oog hebben.  Het spreekt vanzelf dat wie met zijn boekhouding niet in orde is, zijn ondernemersrecht verliest.

Indien de markt op die manier gereorganiseerd is, blijft de noodzaak bestaan om zaken van gemeenschappelijk nut niet door die markt maar door de gemeenschap zelf te laten beheren.  Onderwijs, landbouw, mobiliteit, communicatie, energie, justitie, cultuur, fiscaliteit en zorg zijn zo’n domeinen.  Er zijn er misschien nog andere. Gemeenschappelijk beheer betekent dat op deze domeinen geen privaat belang mag spelen.  Of dit nu culturele koepels zijn, zorgnetten, landbouwcoöperatieven, plaatselijke, regionale of mondiale agentschappen of besturen zijn, dat moet geval per geval bekeken worden en kan organisch gestalte krijgen.   Een mondiale greep op de productie en het gebruik van energie lijkt een must, een regionaal mobiliteitsplan evenzeer, terwijl het woord over de zorg best zo dicht mogelijk bij de mensen blijft.

In de Verklaring staat ook dat al deze materiële afspraken en de waarden die daarbij gelden, eigenlijk ondergeschikt moeten blijven aan spirituele waarden.  Dat is een belangrijke krijtlijn.  Het voldoet de mens niet wanneer hij louter en alleen een comfortabel materieel bestaan lijdt. Hij heeft sociale noden die belangrijker zijn.  Hij wil ruimte voor existentiële oefeningen die zijn geestelijke honger stillen. Hij is een betekenisgever en hunkert naar rechtvaardigheid, verbondenheid, vrede, stilte en geluk. Een samenleving die slechts ruimte laat voor die dingen nadat aan al het materiële is voldaan, of die al die spiritualiteit ondergeschikt maakt of zelfs onbelangrijk acht, doet afbreuk aan de mens. Dat moeten we aan elkaar blijven leren.  Dat duidt aan hoe belangrijk het is dat het onderwijs door de gemeenschap wordt beheerd.  In het onderwijs moet die waardenhiërarchie voortdurend gereproduceerd worden.

In al zijn verzuchtingen en in al zijn streven, heeft de mens al eens vergeten dat hij niet de koning van het heelal is.  De wereld van de Verklaring is een wereld waarin de mens zijn verbondenheid met zijn omgeving respecteert. Hij staat met de voeten terug op de grond en zweert de afgoderij van de ongelimiteerde groei definitief af.  Niet alleen is het duidelijk dat de aarde die ons heeft voortgebracht ons materieel beperkingen oplegt, dat is ook waar voor het heelal, ook al lijkt dat oneindig.  Het getuigt van wijsheid om te erkennen dat wij dat heelal nooit helemaal zullen kunnen bevatten.  Dit zet hoegenaamd geen rem op de voortdurende verdere exploratie van die wijde omgeving.  Dit stelt wel dat er steeds veel meer zal zijn dat we niet kunnen bevatten dan dat we wel kunnen bevatten.  Daarom erkennen we best meteen  ook de grenzen van de virtuele groei. Het menselijk brein kopieert zijn besef van die beperktheid dan ook best in de virtuele wereld die het schept, wil het niet aan het infuus komen te liggen van systemen die hem zullen beheersen in plaats van dienen.

In de wereld van morgen zal de overheid haar essentiële rol terug moeten opnemen.  De overheid moet de rechtvaardigheid doen zegevieren.  Op materieel vlak moet zij herverdelend optreden, zeker daar waar de ongelijkheid de menselijke waardigheid en de maatschappelijke cohesie in gevaar brengt.  Die maatschappelijke vrede bewaakt ze best door onafhankelijke rechters te laten waken over de fundamentele rechten van de mens, zoals we die na de tweede wereldoorlog op universele wijze hebben vastgelegd in – ook al eens – een Verklaring.

De overheid die we voor ogen hebben,  is meer dan de liberale rompstaat die politie en leger inzet voor het in stand houden van een maatschappelijke ordening. De samenleving krijgt gestalte door individueel initiatief en door gemeenschappelijk beheer van goederen van gemeenschappelijk belang.  Ze doet dat om de eindige mens in al zijn beperkingen ( een eindig leven in een eindige verhouding tot de dingen en tot de ideeën over de dingen )  sociaal en geestelijk te laten ontplooien.    Maar de overheid is daar om actief te herverdelen, zowel in materiële zin als op het vlak van de individuele rechten.

Tenslotte zal het nodig zijn om de fetisjen ‘Werk, productiviteit en vooruitgang’ in het licht van al het voorgaande te herdefiniëren. Waar ze nu instrumenten zijn van materiële ( en virtuele ) groei en ons dikwijls tot systeemslaaf reduceren,  moeten ze in tegendeel instrumenten worden van matiging en harmonie, van spirituele beleving ook, die ons tot de mens maken die we willen zijn.

Er is niets mis met werk, productiviteit en vooruitgang als ze ons helpen om voor elkaar te zorgen, onze onderlinge afhankelijkheid en onze afhankelijke plaats in het heelal te vieren, als ze ons tijd opleveren om te mijmeren, om humor te delen, om liefde en rechtvaardigheid te verspreiden, in comfortabele en gelijkmatig verdeelde materiële omstandigheden.

Het schilderij van een betere wereld kan op nog vele andere manieren ingekleurd worden, maar de zes perspectieflijnen van de Verklaring tekenen altijd voor een geslaagde compositie.  Het zou onze bedoeling kunnen zijn om dit ‘schoonheidsideaal’, deze ‘gulden snede’ van maatschappelijk en menselijk geluk bij de mensen te brengen.  Traag maar zeker.

Het is een universeel icoon van de tijd die voor ons ligt.  Het is niet Vlaams of Belgisch, of Europees, maar mondiaal.

En het is mijn overtuiging dat de mens zo’n verhaal nodig heeft om in beweging te komen en de juiste richting te kiezen.

Het is niet concreet genoeg om zomaar te realiseren. Maar zonder de stuwende inspiratie die er van uitgaat, loopt elke concreet initiatief verloren.

Goede zondag allemaal,

Hans